De cover van het boek. Afbeelding: PR

De cover van het boek. Afbeelding: PR

AUDIO

Sander Leest: Het blauwe wonder - ‘Down to the river’ met Marcel Rözer

Algemeen

ACHTERHOEK - Mooi dat er boekhandels zijn, Marcel. Anders had ik je roman waarschijnlijk nooit opgeduikeld. Meteen na binnenkomst viel mijn oog erop. Alsof het zo moest zijn. Of misschien beter gezegd: ‘Zo gaat dat’ (in de woorden van Kurt Vonnegut, geciteerd in jouw boek). Nee, nóg beter: ‘Het toeval is een opdringerige verkoper van lotsbestemmingen…’ Zo schrijf jij het, op bladzij 187.

Marcel Rözer, geboren in Ulft, Nijmegenaar nu, als ik het wel heb. Je werkte op de sportredactie van het Gelders Dagblad in de jaren negentig in Doetinchem. Ik op de regioredactie. Doordat journalistiek zo’n intens vak is, ben je altijd méér dan alleen collega’s van elkaar.

Later werkte je voor het vermaarde voetbaltijdschrift Johan. Je kon zelf aardig voetballen, speelde bij hoofdklasser Bennekom, toch?

Johan, zo heet ook de hoofdpersoon van je roman, maar dat lijkt me toeval. Je boek bevat maar een paar links naar sport. Iemand draagt ergens een shirt van Manchester United. En Johan woont in het Duitse grensdorp Hoog-Elten, wil je dat fietsend bereiken, zijn klimmerscapaciteiten vereist, weet ik uit ervaring.

Je vaste begeleider op reportages – ook naar Oost-Duitsland, herinner ik mij – was de Doetinchemse fotojournalist Jan Ruland van den Brink. Maker van het ‘schrijversportret’ achter op mijn eerste dichtbundel. En nu van het jouwe, achter op je boek Het blauwe wonder.

Na aankoop ging ik er thuis mee op de bank zitten en las het vrijwel in één teug uit.

Het zit vol raakvlakken met mijn leven. Net als jij heb ik veel met Duitsland, de literatuur, het landschap, de mensen. Zeker ook het oosten ervan. Met de Elbe bijvoorbeeld, waaraan Dresden ligt: je roman speelt zich daar deels af. Nooit bij stilgestaan dat ‘Elbe’ een anagram is van ‘Lebe’, ‘Leef’. Maar je hebt gelijk. Ik heb de liefde voor rivieren van mijn vader, die wilde altijd naar waterrijke gebieden. Hoewel hij niet kon zwemmen.

Toepasselijk, dat citaat van de dichter Rainer Maria Rilke, op bladzij 16. ‘Nie wieder war das Leben von Begegnen, von Wiedersehen und Weitergehen so voll.’ Vervolgens ontvouwt je roman zich als een waaier aan fascinerende ‘Begegnungen’, ontmoetingen. Je hebt de citaten, de verwijzingen, subtiel, lichtvoetig, in het verhaal verweven. Onder meer naar Harry Mulisch’ Het stenen bruidsbed, dat evenals Vonneguts Slaughterhouse Five over het bombardement op Dresden gaat. Wat heb je de opbouw van je roman goed doordacht zeg. Als een literaire legpuzzel.

De relatie met het bombardement op Rotterdam weet je ook ongeforceerd te leggen. En met Bruce Springsteens ‘down to the river’. Een van de hoofdfiguren, Hent geheten (Henk op z’n Betuws en Liemers’), heeft als roepnaam het aanzienlijk internationaler klinkende ‘Bruce’.

Bruce en Johan zijn veerman van beroep en dat betekent voor een schrijver glad ijs. De symboliek van de ene versus de andere kant, van de rivier als grens én verbinder, ligt er al gauw te duimendik bovenop. Maar ik kan niet anders zeggen: je houdt het roer recht, verliest de overkant nergens uit zicht.

Ik ben trouwens als student ooit met dat voetveer van Millingen naar Tolkamer de Rijn heen en weer overgestoken. Vandaar naar Nijmegen gewandeld. Vogels gekeken met medestudenten. De aalscholver, prominente gast in je boek, was hier toen nog zeldzaam. Vogel van de hemel en van onder water… grensoverschrijder.

En waar ik de laatste tijd veel over heb nagedacht en gesproken: dat ons gedrag mede wordt bepaald door wat onze ouders en grootouders en allicht verder terug hebben gevóeld. Dat Johans angst om verre reizen te maken in wezen de angst in zijn genen is. Oorlogsangst.

Je roman raakt mij dus persoonlijk, maar dat zegt nog weinig. Om te overleven moet een boek elke lezer persoonlijk kunnen raken, universele waarden vertegenwoordigen.

Een oerfunctie van de rivier is die van Styx, waarover de oud-Griekse veerman Charon overledenen naar het dodenrijk bracht. En, bij hoge uitzondering, ook weer terug. Je noemt ze in je boek bij naam: Eurydice en haar geliefde, de lierspeler en dichter Orpheus. Die liet zich overvaren om haar op te halen. Hij slaagde in die missie. Eén ding moest hij beloven: hij mocht niet naar haar omkijken. Maar wat deed hij, de ‘stommeling’? Hij keek wél om. Het zat waarschijnlijk in zijn genen. Hij kon niet anders. Het dubbele ervan: juist door deze wending kreeg dit liefdesverhaal eeuwigheidswaarde.

Jouw blauwe wonder is op de eerste plaats een liefdesverhaal, het verhaal van Johan en Rosa, gebaseerd op die eeuwenoude mythe. Rilke schrijft erover in zijn lange gedicht Orpheus, Eurydike, Hermes. Je kent het vast. Ik las het onder leiding van die onvergetelijke literatuurdocent in Waalstad Nijmegen, Johannes Maassen.

Johan verliest Rosa na hun kennismaking zijn leven lang nooit werkelijk meer uit het oog, al is ze er feitelijk uit verdwenen. En wat doet Rosa?

Om het toch even in sporttermen te zeggen, beste Marcel: je hebt een klassieker op je naam gezet. Waarmee je me zeer hebt ontroerd. Aanbeland bij het laatste hoofdstuk stroomden de tranen over mijn wangen – bijna als een rivier.

Marcel Rözer, Het blauwe wonder. Amsterdam 2020: Uitgeverij Brandt. 20 euro

Luister hieronder naar een door Sander voorgelezen passage uit Het blauwe wonder van Marcel Rözer.


De rubriek Sander Leest verschijnt eens in de vier weken in deze krant. Met aandacht voor nieuwe én voor oude boeken, direct of indirect gelinkt aan de Achterhoek, met nu en dan een uitstapje. Tips? Stuur een e-mail naar sandergrootendorstleest@gmail.com

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant