Geelgors, kenmerkende soort van struweel en zandwegen. Foto: Jan Stronks
Geelgors, kenmerkende soort van struweel en zandwegen. Foto: Jan Stronks

Basiskwaliteit landschap en natuur verder in kaart

Natuur

In ruim de helft van proefgebied basiskwaliteit voldoende

Door Bernhard Harfsterkamp

WINTERSWIJK – In 2021 is in de gemeenten Aalten, Oost Gelre en Winterswijk een pilot basiskwaliteit landschap en biodiversiteit uitgevoerd. Hiervoor is een proefgebied uitgekozen rondom het punt waar de drie gemeenten aan elkaar grenzen. De resultaten van de pilot leiden er toe dat in 2022 die basiskwaliteit voor het complete grondgebied van de drie gemeenten in kaart wordt gebracht.

De inventarisatie is uitgevoerd door Robert Kwak en Anton Stortelder, landelijk bekende natuuronderzoekers, die in het gebied wonen. Zij pleitten er al jarenlang voor om aan de slag te gaan met de basiskwaliteit. Voor planten dieren zijn niet alleen de bossen en natuurgebieden belangrijk, maar ook kleine landschapselementen, akkers en weilanden. Zij zien het in kaart brengen van de basiskwaliteit als een handreiking aan de gemeentes, maar ook aan de landbouw en anderen, zoals terrein beherende organisaties en eigenaren van landgoederen. Zij kunnen dan samen met de gemeenten projecten voorbereiden, waarmee de basiskwaliteit kan worden verbeterd. In de rapportage van het vervolgonderzoek zullen zij daarvoor aangeven welke concrete mogelijkheden er zijn. Stortelder en Kwak brachten al in opdracht van de provincie Gelderland in 2019 voor de hele Achterhoek de basiskwaliteit globaal in beeld. De provincie riep daarna de Achterhoekse gemeenten op om die kwaliteit voor elke gemeente nauwkeuriger te laten onderzoeken.

Verschillende criteria gebruikt om kwaliteit te beoordelen
Om de basiskwaliteit te bepalen zijn verschillende criteria gebruikt. Allereerst is van belang in welk landschapstype een gebied ligt. In het pilotgebied komen vier landschapstypen voor: hoogveenlandschap, oude hoevenlandschap (ook oud ontginningslandschap genoemd), broek- en goorontginningen en heide- en veenontginningen (ook jong ontginningslandschap genoemd). Elke landschapstype heeft natuur- en landschapselementen die kenmerkend zijn voor die typen. Daarbij horen ook karakteristieke planten en dieren. De onderzoekers hebben bekeken in hoeverre die nog aanwezig zijn. Ook is gekeken naar de oppervlakte dat deze landschapselementen hebben en in hoeverre het landgebruik passend is. De bolvormige hoge essen bijvoorbeeld waren ooit allemaal akkers, maar zijn nu vaak weilanden of bieden plek aan boomkwekerijen. De toegankelijkheid van het landschap is eveneens beoordeeld: hoe aantrekkelijk is het voor een fietser en wandelaar of de inwoners en hoeveel wegen en paden zijn er? Tenslotte is gekeken naar de landschappelijke inpassing van boerderijen met bijbehorende schuren en andere bedrijven in het buitengebied.

In jonge ontginningen vaker kenmerkende landschapselementen afwezig
Uit de inventarisatie blijkt dat in ruim de helft van het proefgebied de basiskwaliteit landschap goed is. In een klein deel is die slecht en in het resterende deel matig. De basiskwaliteit is het best in het oude hoevenlandschap. Dit heeft te maken met de van oudsher grotere diversiteit in dat landschap. Ook daar is sprake geweest van schaalvergroting en intensivering van de landbouw, maar is voldoende van het oude cultuurlandschap bewaard gebleven. In het grootste deel van de broek-en goorgebieden en de heide- en veenontginningen is de basiskwaliteit landschap matig. Er zijn vaak te veel kenmerkende landschapselementen verdwenen, waardoor het landschapstype nauwelijks meer herkenbaar is. Bij het beoordelen van basiskwaliteit biodiversiteit is niet gekeken naar het voorkomen van zeldzame planten en dieren, maar juist naar de gewonere soorten. Die zouden overal voor moeten komen. Daarnaast zijn enkele soorten geselecteerd, die iets meer eisen stellen aan de plek waar ze voorkomen, en die als kenmerkend voor een landschapstype beschouwd kunnen worden.

Lat niet te hoog gelegd
De lat werd bij de beoordeling niet hoog gelegd. De basiskwaliteit voor flora was goed als er minstens vijf algemene soorten aanwezig zijn. Als enkele algemene soorten en minimaal drie zeldzamere soorten voorkomen is de basiskwaliteit biodiversiteit eveneens goed. Ook voor vogels, dagvlinders en de reptielen en amfibieën werden op een soortgelijke wijze aantallen bepaald. Daarbij werd gebruik gemaakt van inventarisaties die gedurende de laatste tien jaar zijn uitgevoerd. Het kaartbeeld van de biodiversiteit vertoont overeenkomst met de landschappelijke beoordeling. Dit is, zeggen de samenstellers van het rapport, niet verbazingwekkend. “Waar landschapselementen aanwezig zijn, kunnen (vrij) algemene organismen nog overleven. De toestand van het landschap bepaalt de omstandigheden voor wilde planten en dieren om zich te kunnen vestigen. Het schept de randvoorwaarden. Biodiversiteit versterken betekent het verbeteren van deze randvoorwaarden.” Er zijn ook verschillen. In de broek- en goorgebieden en de jonge ontginningen is de basiskwaliteit biodiversiteit regelmatig slechter dan de landschappelijke kwaliteit.

Rapportage is geen kritiek, maar aanmoediging
Kwak en Stortelder geven nadrukkelijk aan dat hun rapportage geen kritiek is op de ontwikkeling van de landbouwsector. Zij begrijpen dat boeren hebben moeten kiezen voor schaalvergroting. Verbetering van de basiskwaliteit kan dan ook alleen als boeren mee willen werken. Dat betekent dat er voor maatregelen financiering met subsidies mogelijk moet zijn. Of dat de landbouwbedrijven beter betaald krijgen voor de producten die zij leveren. Voor de pilot was er een klankbordgroep, waarin boeren, bewoners, vertegenwoordigers uit de natuurhoek en de drie gemeenten zaten. Vanuit de landbouw werd de vrees uitgesproken dat de inventarisatie tot verplichtingen gaat leiden. De gemeentes hebben aangegeven dat dit niet de bedoeling is. Zij willen en zullen grondeigenaren niet verplichten om op hun eigendommen de basiskwaliteit te verbeteren. Ook benadrukken zij dat samenwerking tussen alle betrokken partijen in het buitengebied belangrijk is om er succesvol mee aan de slag te gaan.

Houtwallen zijn karakteristieke landschapselementen. Foto: Bernhard Harfsterkamp
Blauwe knoop, kenmerkende soort van heideontginningen. Foto: Bernhard Harfsterkamp

Advertenties doorgeplaatst vanuit de krant