Ben en Annie Harbers, bij hun nieuwe huis in Canada. Foto: eigen foto
Ben en Annie Harbers, bij hun nieuwe huis in Canada. Foto: eigen foto Foto:

Het verhaal van Ben Harbers

LICHTENVOORDE/MELANSON, CANADA - Ben Harbers en zijn vrouw Annie emigreerden in 1953 vanuit Lichtenvoorde naar Canada, naar het schiereiland Nova Scotia aan de oostkust. Ze kregen zes zoons en twee dochters. Annie Harbers is ruim vier jaar geleden overleden. Ben woont nu in Melanson. Ben Harbers is al die jaren geïnteresseerd gebleven in het wel en wee van Lichtenvoorde, en heeft daarom een 'abonnement' op de Elna. Wekelijks wordt hem de krant toegestuurd, zodat hij op de hoogte blijft van wat er speelt. Hij stuurde de redactie, bij zijn betaling voor de verzendkosten, een brief, om te bedanken voor de trouwe toezending van de Elna, en om het verhaal van de emigratie naar Canada te vertellen.

Onze emigratie naar Canada in 1953

Door Ben Harbers

Ik kwam uit een gezin van veertien kinderen en ben geboren aan de Boschlaan in Lichtenvoorde. Ik was één van de jongste kinderen. Mijn vader en moeder konden ons geen boerderij of een bedrijf geven. Daar moesten we zelf voor zorgen. Maar wat ze ons wel hebben gegeven, was een goed voorbeeld: wees altijd eerlijk en doe je best.

Toen wij ongeveer anderhalf jaar getrouwd waren, kregen wij plannen om te emigreren naar Canada. Daar Annie en ik allebei van boerenafkomst waren, wilden wij graag een boerderij. In Holland was in die tijd heel weinig kans voor ons, vooral als je daarbij nog een platte knippe had…

Annie had een neef, die zij goed kende, Bernard te Bogt, was anderhalf jaar daarvoor naar Canada geëmigreerd. Wij hebben hem toen geschreven, en hij was bereid om onze sponsor te zijn. Toen we alle papieren en de keuring in orde hadden, zijn wij vertrokken naar Canada, op 2 april 1953.

Met de boot De Veendam, vanuit Rotterdam, naar Halifax, Cannada. We kwamen aan in de haven van Halifax op 12 april. Bernard en zijn vrouw Wilhelmien waren daar om ons op te halen. Zij waren net een maand tevoren begonnen op een boerderij die ze gekocht hadden. Ik kreeg al gauw werk bij de buurman, zes dagen per week, tien uren per dag, tegen veertig cent per uur. Op die boerderij was mestvee en een boomgaard. Maar de belangrijkste inkomstenbron van de eigenaar was de handel in vlees. Hij kocht vee op van boeren, dat slachtte hij en verkocht het dan door aan alle winkels in de wijde omgeving.

Wij keken uit naar een andere boerderij, waar we ook een huis zouden hebben om in te wonen. Na ongeveer vier maanden zijn we naar een andere boerderij verhuisd. Dat was een melkveebedrijf; de eigenaar had ook een huis voor ons. Bernard en Wilhelmien waren heel goed voor ons, maar het was niet de bedoeling om daar te blijven.

Bij deze boer moest ik zeven dagen in de week werken; op zondag alleen melken en voeren. Maar hij wilde niet meer geven dan 85 dollar per maand. Bij de eerste boer had ik 96 dollar in vier weken en hoefde ik zondags niet te werken. Dat viel ons eerst wel tegen. Ook het huis: dat was oud, geen water, geen wc. Het water moest ik halen van de schuur, ongeveer 300 meter verderop.

Je kunt begrijpen: met dat loon konden wij niet sparen om een boerderij te kopen. Toen wij daar ongeveer drie maanden waren, vroeg ik aan mr. Haverstock (de boer) of ik in het voorjaar een acre land kon krijgen om wat groente op te verbouwen. Hij keek mij toen aan en zei: Bennie, daar moet ik nog over denken. Vraag het mij in het voorjaar maar weer.

Toen ik het in het voorjaar weer vroeg, was het direct goed. Schijnbaar viel ik in goede aarde. Hij zei: Bennie, treedt maar een acre af (aftreden, 'aftrean' komt uit het dialect en betekent zoveel als met passen afmeten; red.) . Een acre is 4/10 ha. Wij bewerkten het land twee jaar en verbouwden er kropsla, witte kool, tomaten, spruiten en suikermaïs.

We hadden geen probleem om de groente te verkopen. Er waren opkopers, die het naar Halifax brachten. Ik werkte op het land in de vroege morgen en laat in de avond. Bij de boer moest ik om zes uur beginnen, tot 's avonds zes uur, met tussendoor twee uur pauze.

Bij het huis was een oud schuurtje voor brandhout, waar je dwars door heen kon kijken. We hebben het wat opgeknapt en er 110 legkippen in gedaan. We hebben er niet veel mee gewonnen. De prijs van de eieren ging omlaag, maar we hadden genoeg eieren voor onszelf en hebben er niet aan verloren. De kippen waren bruine ijslanders.

Ik heb twee en driekwart jaar voor die boer gewerkt en nooit opslag gevraagd. Ik hoorde van andere Hollanders, dat de boer tegen Canadezen gezegd had, dat ik 'wel wat verstand van boeren, en dat ik goed mijn best deed'. Sommige Hollanders zeiden: 'Bennie, je moet meer geld vragen, dan hoef je ook niet zo hard te werken'. Maar ik vond dat ik daar geen recht op had, want volgens mij maakte de boer geen winst. Hij kon ervan leven, dat was alles. Hij gaf mij de kans waar ik hard voor moest werken, maar als je jong bent, en je hebt een doel, dan kun je veel.

Ik heb wel eens gezegd: als ik toen in de boer z'n schoenen had gestaan, dan weet ik niet of ik dat allemaal wel had gedaan. Ik kan me nog altijd herinneren, dat laatste jaar dat ik voor Haverstoch werkte, dat ik tegen zes uur thuis kwam. Annie was dan zo druk met de drie kleine jongens die we toen hadden, en ze moest zich met alles zo behelpen. Dan wilde ik haar troosten. Ik heb wel eens gezegd: 'misschien was je liever in Holland gebleven'. Maar toen zei ze: 'Bennie, we hebben hiervoor gekozen. We zijn gelukkig met elkaar, zijn gezond en hebben drie gezonde kinderen. Als wij ons best doen, en met de hulp van boven, dan redden we het wel.' Zij troostte mij.

In de herfst van 1955 hebben wij een boerderij gekocht in Avonport, ongeveer 15 km van ons vandaan. Het geld dat wij met de groente hadden verdiend, ging allemaal op aan de aanbetaling voor de farm, en de rest konden we lenen van Land Settlement Board, een instelling van de overheid. Dat was goedkoper, met een lagere rente en een langere looptijd.

Mr. Haverstock vond het zo jammer, dat ik wegging, maar hij was een goede man. Hij begreep dat een eigen boerderij ons ideaal was, dat we daarvoor naar Canada waren gekomen. Hij bood aan om met mij naar de bank te gaan. Hij kende de directeur van de Bank of Montreal. Op een morgen zijn we daar toen samen naar toe gegaan. In tien minuten tijd had ik 1.500 dollar op mijn bankrekening staan, zodat ik een paar paarden, koeien en zeugen kon kopen.

Toen wij op 12 april naar de farm zijn verhuisd, hielp hij ons met de truck verhuizen. Wij zijn altijd goede vrienden gebleven en toen hij stierf, gaven ze mij de eer om te helpen hem naar het graf te dragen. Met zijn drie kinderen hebben we altijd nog contact, met Kerstmis. Twee wonen in Ontario, 2.000 km bij ons vandaan. Maar als ze in Nova Scotia zijn, komen ze altijd even gedag zeggen. Wat ik later hoorde, was dat hij andere mensen voor hem aan het werk had gehad, maar dat hij – als die weg gingen – hij ze liever een 'schup in de k…. ' gaf dan ze te helpen.

De boerderij in Avonport had ongeveer veertig ha grond, aan één blok. Tien ha daarvan was goed om te ploegen, tien ha was oude verwaarloosde boomgaard, en twintig ha bos, maar daar was het beste hout wel uit.

Toen we er ongeveer een week woonden, hadden we 's middags mest uitgereden op het land. Toen kwam 's avonds een boer van de andere kant van de rivier. Hij was erg kwaad. Hij zei dat die mest allemaal van hem was. Hij had een overeenkomst met de boer waarvan wij de farm hadden gekocht. Hij had die boer stro gegeven en dan kreeg hij daarvoor mest terug.

Ik vertelde hem dat ik nergens van wist. Na een tijdje gepraat te hebben, zei ik dat ik aannam dat wat hij zei, waar was. Maar dat ik de mest niet kon missen. Ik beloofde hem er in de herfst 25 dollar voor te betalen, omdat ik het geld op dat moment niet had. Of anders moest de boer waar wij de farm van hadden gekocht, het maar betalen. Hij ging uiteindelijk accoord.

Op 16 augustus 1960, een week voor onze dochter Margaret is geboren, is onze schuur verbrand. De schuur lag vol met hooi, en we verloren twee kalveren, drie zeugen en wat biggen. Annie kon zich dat nog lang herinneren. Het was midden in de nacht. Ik rende naar de schuur en Annie belde de brandweer, en daarna Wilhelmien. Het eerste dat Wilhelmien zei, was: 'Moet je naar het ziekenhuis?'. Annie zei: 'Nee nog niet, maar de schuur staat in brand.' Het duurde niet lang voor er drie brandweerwagens kwamen, en ook mensen om ons te helpen. Al was het eerst moeilijk voor ons, het was een oude schuur. We kregen 2.000 dollar van de brandverzekering. We hebben toen wat bij geleend, zodat we na verloop van tijd beter af waren.

De mensen waren erg behulpzaam. De boer aan de andere kant van te rivier – die eerst zo kwaad was over de mest – was de eerste die aanbood om een perceel haver voor ons te combinen. We stelden dat zeer op prijs.
Later, toen onze jongens groter waren, hebben wij hem geholpen met maïs inkuilen. Het is raar hoe een bal kan rollen. We hebben later nog een stuk land van hem gekocht. Hij kon het zelf niet meer aan. Wij hadden toen vijftien tot twintig koeien. Die moesten we met de hand melken, en dan de melk ontromen. Want we konden alleen de room verkopen.

De eerste jaren waren moeilijk voor ons. Annie druk met de kinderen en ik met de boerderij. Een tijdlang moesten er acht monden worden gevuld. Er was vaak niet genoeg geld om nieuwe kleren te kopen. Annie zat vaak tot diep in de nacht achter de naaimachine. Want zij vond dat haar kinderen er schoon en netjes bij moesten lopen, niet met gaten in de broek of scheuren in de kleren. De kinderen waren gezond en deden het ook goed op school. We hadden altijd genoeg te eten, maar geen extra's. Er waren veel emigranten die het slechter hadden dan wij.

De eerste vijf à zes jaar hadden we twee paarden. Ik heb toen bij de Board een aanvraag ingediend voor geld voor een tractor. Op een vergadering moest ik uitleggen waarom ik een tractor nodig had. Eén van de Boardleden zei: 'Mr. Harbers, u moet eerst een melkmachine kopen voor het melken van uw twintig koeien.' Ik zei toen: 'Die hebben we ook wel een keer nodig, maar nu is het zo dat we met zijn drieën – zoon Leo hielp toen al mee – wél de koeien kunnen melken, maar níet de ploeg kunnen trekken…'
Toen moesten ze allemaal wel lachen, maar ik kreeg geen lening.

Het toeval wilde, dat een dag of wat later een boer dicht bij ons stopte met boeren. Hij had een tractor en wat machines te koop. Ik ben toen naar de bank gegaan, en daar was men bereid om mij het geld daarvoor te lenen. Toen ben ik snel met Bernard te Bogt naar die stoppende boer toe gegaan en heb alles gekocht, voor ongeveer 1.100 dollar. De tractor was een Ferguson.

Rond 1970 kocht de melkfabriek van Halifax de melkfabriek van Wolfville op. Met die verandering moesten we de melk leveren in bulkwagens. In die tijd – de kinderen waren wat groter en konden niet meer helpen – hadden we geleidelijk aan meer koeien gekregen, meer quota. In 1981 hebben we een 'dairy' schuur gebouwd voor honderd koeien, met een roostervloer, en een melkstal.

In 1988, toen we allebei 65 waren, hebben we er een punt achter gezet.

We hebben toen de boerderij overgedaan aan twee zoons, die de boerderij wilden voortzetten. We hadden zes zoons en twee dochters. Drie zoons hebben nu een melkveebedrijf, een dochter en haar man en twee andere zoons hebben een mestkuikenbedrijf. Eén van onze zoons is vrachtwagenchauffeur, die rijdt door heel Canada en de USA, vaak trips van twee à drie weken. De andere dochter werkt op een kantoor in Halifax.

We hebben nooit spijt gehad dat we nu zestig jaar geleden die grote stap hebben gezet. Ofschoon we ons de eerste jaren veel moeten ontzeggen, maar gelukkig hebben we nooit heimwee gehad.

Helaas is Annie vier jaar geleden overleden. Zij was toen al ongeveer een jaar erg zwak, ze was altijd zo moe en had altijd extra zuurstof nodig. Zij had geen pijn, maar ik moest haar wel overal bij helpen. Zij zei dan nog wel eens: 'Bennie, ik ben versleten, maar wij mogen dankbaar zijn. We hebben een gelukkig leven met mekaar gehad en zijn niet voor niets naar Canada gegaan. We hebben een mooi bedrijf opgebouwd, waar wij al een hele tijd van hebben genoten, en waar nu onze kinderen en kleinkinderen van kunnen genieten. Wij mogen dankbaar zijn dat ons ideaal is verwezenlijkt.'

Met haar begrafenis brachten de kinderen en kleinkinderen haar allemaal een mooie roos. Uit dankbaarheid, voor alles wat zij voor hen heeft gedaan, zonder er ook maar iets voor terug te verlangen.

Wij kunnen gerust zeggen: Canada werd voor ons het beloofde land.

Ben en Annie Harbers met hun oudste zoon Leo. Foto: eigen foto
Een foto van twee van de kinderen, gemaakt in het  tweede jaar op de boerderij die Ben en Annie hadden gekocht. Foto: eigen foto