Standplaats

De vogels komen alleen als er voer is. Toen ik het voer vergeten was zag ik geen vogels meer, ik voelde me verlaten. Ik wilde ze straffen, ze waren de schuld van mijn eenzaamheid. Ik kon ze niet straffen, ze waren er niet meer. Ik dacht altijd dat ze voor mij kwamen, uit dankbaarheid dat ik het voer voor ze had opgehangen.
Mijn naaste buurman van 800 meter verderop zei: Je kunt een paard wel naar het water brengen, maar je kunt het niet dwingen te drinken. Ik vroeg: Wat heeft dat ermee te maken? De buurman antwoordde: Dat weet ik niet, maar ik ben er zeker van dat het paard en die vogels het wel weten. Door dit antwoord zijn de buurman en ik sinds enige tijd gebrouilleerd. Gelukkig merken we er niet veel van, 800 meter is genoeg als je oplettend bent. Na enkele seizoenen veranderde ik ongemerkt van mening. Als je alleen woont en geen tv hebt en slechts mensen ziet bij de supermarkt, is volgens mij de meningsvorm van een andere orde. Ik hing weer vogelvoer op en zag tot mijn vreugde dat de vogels in groten getale terugkeerden. Er gebeurde zelfs iets wat ik nooit eerder opgemerkt had, de vogels zagen me niet als ik roerloos was. Stond ik met mijn hoofd doodstil op dertig centimeter van een net opgehangen vetbolletje, dan kwamen ze eten en herkenden me niet als een levend mens. Ik was een standbeeld geworden, ze zouden mijn hoofd als standplaats kunnen gebruiken. Ik was enthousiast, maar kon het niet aan mijn buurman vertellen, de ruzie was onze status quo geworden. Daar komt nog bij dat ik gisteren besloot me onder de mensen te begeven. Ik fietste naar een uitspanning in een bos waar ik eigenlijk nooit kom. Het is een streek waar nogal wat chique mensen wonen. Het was mooi, zonnig, koud weer. Hoewel de eigenaar op het terras een ferm brandende korf met mooi droog hout had geplaatst, ging iedereen binnen zitten. Het was lang geleden dat ik me zo ongegeneerd onder de mensen had begeven. Toen ik binnen zat, had ik spijt, er zaten veel vrouwen met honden. Ik houd niet van vreemde honden. Naast me zaten twee beschaafde en welvarende dames die hun recente reizen als gespreksonderwerp hadden. Ze waren in Boston geweest, in humanistische kringen, ze hadden bijeenkomsten van hoog, menselijk niveau bezocht. Ze hadden een hond bij zich die steeds overal tegenop sprong. Dan riepen ze 'down'. Ik wist wel wat dat betekende, maar zag dat de hond hun taal niet begreep.