De Notre Dame in Parijs. Foto:PublicDomainPictures

De Notre Dame in Parijs. Foto:PublicDomainPictures

De koster van de Notre Dame

Een kerstverhaal door dominee Hans Hinkamp

Het jaar is 1953. De plaats: Parijs. Een koude winter houdt Parijs in zijn greep. Het is de dag vóór Kerst. Die avond zou de kathedraal de Notre Dame (dat is de Franse naam voor ‘onze lieve vrouwe kerk’) volstromen met mensen. Om 21.00 uur ’s avonds zou daar de plechtige kerstnachtmis plaats vinden. Het was er toen nog niet zo toeristisch als nu en de sneeuw en de gure wind hield de mensen van de straat.

Gelukkig was de koster van de Notre Dame, Jean Pierre du Chaufage, niet bang voor wat kou. Hij was het gewend, om in weer en wind de dagelijkse gang te maken, van zijn wat armetierige woning in een oud appartementencomplex aan de Rue de Madame in het 14de arrondissement, naar de prachtige Notre Dame. Het was een wandeling van zo’n twintig minuten en bij dit winterse weer zou het wel een half uur worden. Iedere dag genoot hij ervan, om eerst de kleine ingang aan de zijkant te openen en daarna de grote deuren. Dat deed hij al 32 jaar.

Die middag was hij druk bezig geweest om de laatste hand te leggen aan de voorbereidingen die al de hele week plaatsvonden. Want zo’n kathedraal breng je niet zomaar even in kerstsfeer. Maar het was, zoals de Fransen zeggen: 'Magnifique!'. Nadat de verwarming aan was gezet kon hij veilig, en met een gerust hart, de deur achter zich dicht trekken. Alles stond klaar. Het zou weer een onvergetelijke kerstnachtviering worden. Dát zou het zeker (en daar was geen woord Frans bij!)

Hij draaide de deur op slot om thuis te gaan eten en dan zou hij op tijd terug komen voor de grote kerstnachtmis. Het grote plein voor de Notre Dame lag er bijna verlaten bij. De sneeuw en de gure wind had zelfs de vrijwel altijd aanwezige straatmuzikanten verdreven naar plaatsen met wat meer beschutting. Ook de vaste bedelaars, de clochards, hadden elders hun toevlucht gezocht. Met zijn hoofd diep tussen zijn schouders stak Jean Pierre het kille plein over. Aan het eind daarvan sloeg hij, zoals altijd, via Pont Saint Michel, linksaf de brug over de Seine over. Het water zag er donker en dreigend uit. Een koude rilling liep over zijn rug. Gelukkig kwam hij daarna wat meer in de beschutting van de vele grote appartementen. Maar net over de brug kromp hij ineen door een stekende pijn in zijn buik.

Even bleef hij staan en toen de pijn weer weggetrokken was (gelukkig wel) vervolgde hij zijn weg. Misschien dat hij met dit weer toch beter de metro had kunnen nemen. Vanaf halte Cité bij de Notre Dame was het maar een paar een haltes naar de halte Saint Sulpice, dichtbij zijn huis. Maar zijn baan als koster was geen vetpot. Bovendien liep hij graag. Maar deze keer, mag je zeggen, liep het ‘anders’. Opnieuw voelde hij een stekende pijn, nu heftiger. Hij probeerde nog een paar stappen te zetten en zakte toen krimpend van de pijn op de grond. In de beschutting van een portiek lag hij op de koude grond. De enkele voorbijgangers, die hij probeerde aan te spreken, hoorden hem niet. Of ze deden of ze hem niet hoorden. Ze zagen hem aan voor één van de clochards, de zwervers, van de stad.

Zo ging er een uur voorbij. En niemand die hem aandacht schonk. Men vertrouwde het gewoonweg niet. Ineengedoken in de kou, die nu echt gevaarlijk ging worden, voelde hij een hand op zijn schouder. Het was een clochard, gehard door het leven op straat. Voorzichtig hielp deze hem op de been. Maar weer kromp Jean Pierre in elkaar van de pijn. Dit kon zo niet. Deze man moest naar het ziekenhuis! De clochard sloeg zijn arm om hem heen en bracht hem zo goed en zo kwaad als het ging naar het ziekenhuis. Daar werd de koster direct opgenomen. “De sleutels. Hier zijn de sleutels. Je moet me helpen met...” sprak de koster tegen de clochard. Toen zakte Jean Pierre weg in de pijn en in de verdoving die men hem gegeven had.

Omdat het binnen behaaglijker was dan buiten en omdat hij niet wist wat hij met de sleutels in zijn handen moest bleef de clochard maar wachten en schuilen in het ziekenhuis. Jean Pierre de Chaufage, de koster, werd onmiddellijk geopereerd aan de blindedarmontsteking die hem geveld had. Toen hij bijkwam op zijn kamer zat de clochard naast zijn bed. Met een schok kwam Jean Pierre weer bij kennis. “Wat? Waar? De sleutels! Hoe laat is het?” Het was ondertussen al acht uur geweest! Hoe moest het nu met de kerstnachtdienst? Dat was het eerste wat bij hem opkwam. Er zat maar één ding op. De clochard moest zo snel mogelijk naar de kerk om de deur te openen! Snel gaf Jean Pierre hem de nodige instructies. De vergoeding kwam later wel, daar zouden ze in de kerk wel voor zorgen!

Even later spoedde een verlopen clochard zich naar de Notre Dame. Daar aangekomen stond het plein vol mensen. Er was een hoop drukte en... er klonk boos geroezemoes. De deuren waren nog gesloten! Het was een schandaal: “Quel scandale!” Mopperend stonden de mensen in hun chique kleding te klagen in de kou. De clochard probeerde zich een weg te banen door de mensenmassa. Maar overal waar hij vroeg of hij er door mocht, kreeg hij verwijtende, boze, blikken. Of erger: “Ga weg jij smerige zwerver, jij hebt hier niets te zoeken!” “Maar ik heb de sleutels van de kerk”. “Ja, maak dat de kat wijs!” Een ander beet hem toe: “Wegwezen, jij hoort hier niet. Je probeert gewoon voor te kruipen.” Hoe hij het ook probeerde: niets hielp. Pas toen hij de imposante sleutelbos liet zien begonnen mensen wat plaats te maken. Dit tafereel herhaalde zich steeds opnieuw.

Zo gebeurde het dat de grote heilige kerstnachtmis van 1953 uiteindelijk een uur later begon. Achter de schermen was ondertussen duidelijk geworden wat er gebeurd was. Maar het werd alsnog een prachtige viering. En een gedenkwaardige viering! Bij de overdenking gaf de priester een gloedvol betoog; over hoe iedereen welkom was bij de kribbe; wijzen en herders, koningen én verschoppelingen. Hoe Jezus de mensen zou voorleven en oproepen om oog te hebben voor de minsten en de meeste kwetsbaren in de samenleving.

Daarna gebeurde wat nog nooit eerder gebeurd was. De priester vertelde hoe je aan de buitenkant niet kunt zien hoe iemand van binnen is. Hij riep een clochard, die aan de zijkant had gezeten. “Neem nu deze clochard. Zou hij niet een kind van Christus kunnen zijn? Misschien is zijn hart wel dichter bij het kind van Kerst dan dat van jullie! Als Christus plaats maakt voor hem, zouden wij dat dan ook niet moeten doen?” Enkele mensen begonnen wat ongemakkelijke te draaien en wat beschaamd te kijken. De boodschap was overgekomen. “Vandaag”, sprak de priester (met een knipoog naar de clochard) “is dit kind van God de sleutel tot dit kerstfeest. Gezegend ben je, voor alles wat je voor de minsten gedaan hebt. Dát is vrede op aarde. Ere zij God!”

Na afloop van de viering werd de clochard onthaald op warme soep en een goed glas wijn. Met onze koster, Jean Pierre du Chaufage, kwam het weer helemaal goed. De clochard werd hartelijk bedankt. Op de vraag wat hij als vergoeding wilde, antwoordde hij: "Rien, rien du tout" (niets, helemaal niets). “Vertel me dan nog één ding”, zei de priester, “Hoe heet je eigenlijk?” “Ach,”, antwoorde de clochard, “dat mag geen naam hebben, maar als je mij nodig hebt, iedereen noemt mij... Gabriel”.

Daarop verdween hij in een stille, heilige nacht.