Fiets op slot

In de jaren vijftig was ik bevriend met Thomas Reitsma, die bij mij om de hoek woonde en op een gereformeerde lagere school zat. Zijn ouders waren niet gereformeerd. Ze hadden hem op de dichtstbijzijnde school laten inschrijven omdat ze nergens in geloofden. Het ging ze om taal en rekenen, aardrijkskunde en geschiedenis, gymnastiek en handenarbeid. De saus (katholicisme, protestantisme, humanisme, veganisme.) had niet hun aandacht.

Aan Thomas kon je niet merken of hij een voorkeur had, het was een vredelievende, beschaafde jongen, die niet met zich liet sollen en alleen in noodgevallen terugsolde. Hoe het precies met zijn ouders zat, heb ik nooit begrepen. Zijn moeder was weggelopen toen ze bij toeval ontdekte dat haar echtgenoot een maîtresse had. Deze echtgenoot was huisarts, de kinderen werden verzorgd door de maîtresse. Thomas had een prachtige zus, Eline, iets ouder dan hij, ik was verliefd op haar. Ik had me voorgenomen met haar te trouwen en had een schema van haar dagindeling gemaakt. Ik woonde op de eerste verdieping met een lang balkon en kende haar dagelijkse ritme, wist wanneer ze ging zwemmen, hockeyen of hardlopen. Ik zag haar vaak langs fietsen, maar zij zag mij nooit.

Daar kwam bij dat Thomas me vaak had gezegd dat ik geen kans bij haar had, want ze viel op meisjes. Dat heb ik genegeerd, ik merkte dat ik aan deze eenzijdige liefde genoeg had. Dat is pas aan z’n eind gekomen toen Thomas vertelde dat ze zwanger was van een Oostenrijkse accountant en in Wenen ging wonen. Mijn liefde verdween als een lekke ballon, ik vroeg hem niet eens of hij haar seksuele voorkeur verzonnen had. Thomas studeerde aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam, maar vertrok na zijn kandidaats-examen naar Parijs, waar hij zijn studie voltooide en anarchist werd. Hij publiceerde over deze stroming en leidde een kalm en tevreden leven.

Na zijn pensionering ging hij terug naar Nederland. Ik heb hem nog een keer gezien bij Albert Heijn in Arnhem. Hij zette zijn fiets op slot en pakte een winkelwagentje. Ik dacht: een anarchist die zijn fiets op slot zet, dat kan toch niks wezen. Ik had niet hardop gedacht, maar hij kwam toch naar me toe. We praatten over onze levens, Eline kwam ook ter sprake. Haar huwelijk in Wenen was mislukt, ze werd mishandeld door de accountant. Ze woonde weer in Nederland. Hij suggereerde dat ik met haar had moeten trouwen, hij vergat dat hij dat juist had tegengehouden met zijn verhalen over vrouwenliefde. Ik had geen zin meer hierover na te denken. Een anarchist die zijn fiets op slot zet, dat was genoeg voor mij.