Ruud Nieuwendijk had wat tijd over en maakte volgend gedicht.


Mark Mark

We besturen nu een tiental jaren al dit wonderschone land
En dat is niet echt gemakkelijk met Westerwijtwerd en Flevoland
En al sinds de eerste lockdown spelen wij ook nog eens voor Sinterklaas
Maar blijven nochtans niet verschoond van al dat wild geraas

En nu heb ik onlangs in spraakmakend-de-grootste gelezen
Dat een hek om Friesland niet zo moeilijk moet wezen
Maar eerlijk gezegd is een hek om vak K in de Kamer
Nu goedkoper en wat mij betreft ook wat raadzamer

Een ieder is toch op de hoogte van onze hondenbaan
Toch zit het “rapaillement ” vrij hinderlijk achter ons aan                                        
We wonen op een klein en open, maar drukbevolkt terrein
Waarop sinds kort ook irgendwo enkele wolven zijn

We zijn op weg naar maart, maar de weg erheen is lang
Dus voor een leugentje om bestwil zijn we niet echt bang
Maar dat gemopper met die blauwe achtergrond
Is noch voor mij, noch voor mijn collega’s erg gezond

Oké, aanvankelijk maar twee, dat weet ik wel
Maar mijn reputatie staat intussen danig op het spel
Voor de pers zijn zij duidelijk de held en de heldin
Voor ons zijn het echter Pieter de wolf en Renske de wolvin

Ze zijn er vaak en ze zijn ook zo bijzonder vlug ter been
en eenmaal bij de micro, boosaardig en ook soms gemeen
Ze hebben grote tanden, drinken ze graag ons bloed?
Het zijn weliswaar jonkies maar toch, evenzogoed

Maar al is de toestand zorgelijk, ik raak niet in paniek
Ik houd de moed erin en speel heel veel klaviermuziek
En intussen blijft de lach onverstoorbaar op mijn gezicht
En raak ik echt niet schielijk uit mijn evenwicht

Er is van hier naar het voorjaar beslist nog veel te doen
En ik ben feitelijk nog lang niet toe aan mijn pensioen
Ik kan nu eigenlijk geen bewindslieden meer missen
Want in welke vijvers moet ik dan weer vissen?

We doen heel onbekommerd en we zingen continu
Toch moet er iets gebeuren onder moeders paraplu
En zonder op te vallen, overleg ik met mijn staf
“Toe lui, zeg snel, wie moet er eigenlijk als eerste af?”

"Moet het Eric wezen?". Die van de toeslagenloketten
Hij had trouwens ook in Groningen beter op moeten letten
"En Alexandra dan, krijgt die dan nog een tweede kans?”
Ach ja, wie weet wordt dat nog wel wat met onze Hans

Met één rode kaart moet het ons toch gaan lukken
Al loopt mijn derde kabinet nu wel op krukken
Maar goed, de wolven hebben nu hun lekkernij
Nog wel vierentachtig dagen, maar dat redden wij

We mogen Eric wel waarderen om zijn veelzijdigheid
Want daardoor raken wij die troep voorlopig even kwijt
Zo gaan wij maar voort als in een boze droom
en blijven ondertussen die verguisde suikeroom

Onrechtcommissie, ongekend rapport , alles nagespeurd
De wolven zijn terug , wie is er nu weer aan de beurt
Dat wordt wel even zoeken, ze zijn allemaal zo schrander
Nog eenentachtig dagen en ik denk ineens aan Sander

Wil liever nog niet denken aan een Europese baan
maar kijk wel steeds tegen die ontslagaanvragen aan
Dus Wopke, 't is wel spijtig maar jij wordt geen virtuoos
Nog negenenzestig dagen en is daar echt een dokter boos?

Met één kroonprins minder, heb ik gemak en even rust
Maar nee, daar zijn de wolven weer, op nog iemand belust
De doodskreet van Carola snijdt ons smartelijk door de ziel
Maar wel twaalfduizend tevreden boeren in een blauw geruite kiel

Bijna demissionair, daarom zingen we met onze Ferd
"Als 't nóg eens mee wil zitten, halen we die lekkere snert!
Maar misschien moet ik er weer eentje afstaan aan de hongerige troep
Nu nog maar zestig dagen en Lodewijk zit al op de stoep

Mijn tweede lustrum en nog geen enkele grijze haar
Niet alleen wonderbaar, niemand anders speelt dat klaar
Terwijl de wolven zich herpakken, roep ik Carolien
en hoe dit afloopt, zullen we aanstaande maart wel zien


NWD