Herodotus

Als ik moet remmen voor een grote kudde schapen, denk ik aan Herodotus, de eerste geschiedkundige. Hij werd in 484 v Chr. geboren in Halikarnassos en stierf in 424 in Touria, een Griekse kolonie in Italië. Er worden ook andere jaartallen en plaatsen genoemd, want het is erg lang geleden.

Ik zit in mijn stilstaande auto te wachten op de schapen, naast mij staat Lodewijk Damsté die ook in deze buurt woont, maar zich niet vaak laat zien. De schapen worden verplaatst door twee mannen en een vrouw, geholpen door drie honden. Lodewijk draait het raam open, ik doe hetzelfde. Ik geef hem het initiatief, omdat hij een zonderling is, van te voren weet je nooit hoe zijn pet staat. Hij kan plotseling gaan schreeuwen vanwege de overlast die de schapen veroorzaken, maar het is ook mogelijk dat hij vanuit het niets een gedicht van Lucebert of Paul van Ostaijen voordraagt. Hij woont al dertig jaar in het bos, alleen. Soms loop ik daar wel eens, er is geen ander huis te zien. Als hij buiten is, praten we, hij nodigt me niet uit, ik weet niet wat me daarbinnen te wachten zou staan. Maar nu we naast elkaar wachten voor de schapen, denk ik aan Herodotus omdat hij vraagt of ik het verhaal van Kandaules en Gyges ken. Ik heb er wel eens van gehoord, ik zou het wel prettig vinden als hij mijn geheugen wat prikkelt. Dat doet hij. Kandaules is koning van Sardes. Hij is van mening dat zijn vrouw de mooiste vrouw op aarde is. Hij wil zijn trots delen met Gyges, een gunsteling, officier van de lijfwacht. Hij zegt tegen deze Gyges dat hij de vorstin naakt moet zien. De lijfwacht schrikt, hij weet dat hij zal sterven als dit ontdekt wordt. Kandaules bezweert hem dat hij een waterdichte methode heeft. Het loopt niet goed af. De vrouw ontdekt dat ze bespied wordt en gaat de volgende dag met haar eigen lijfwacht naar Gyges en laat hem kiezen. Gyges doodt de koning en trouwt met haar. Doet hij dat niet, dan wordt hij op dit moment gedood door haar lijfwacht. Hij kiest voor zichzelf en doodt ’s nachts de koning. Zo werd Gyges koning en werd de koningin zijn vrouw.

Ik vraag Lodewijk Damsté waarom hij me dat verhaal vertelt. Hij antwoordt: “Herodotus was diep doordrongen van het besef van de ongewisheid van het menselijk geluk, van de zondigheid van hoogmoed en trots op grote macht en rijkdom en van de straf die de godheid aan de overmoedige mens voltrekt.”

Mijn mond valt open bij dit antwoord, maar ik kan niets zeggen, want de schapen staan in hun nieuwe weide en het verkeer kan verder.