Henk Geerdink thuis in Lichtenvoorde, met het Grols kanon altijd dichtbij hem. Foto: Henri Walterbos

Henk Geerdink thuis in Lichtenvoorde, met het Grols kanon altijd dichtbij hem. Foto: Henri Walterbos

'We zijn die ene Duitse soldaat altijd dankbaar gebleven'

Henk Geerdink verloor vader in concentratiekamp, maar kent geen wrok

Door Henri Walterbos

GROENLO/LICHTENVOORDE - “Ik ben van 1939. Aan het eind van de oorlog was ik net 6 jaar oud. Ik kan me van de oorlog zelf niet veel herinneren. Wel dat aan het einde van de oorlog de Canadezen door Groenlo reden en doar vrouwleu bi-j in zaten. Trees, de zuster van mien moeder, zat d’r ok bi-j in. Vandoar ok dat leedjen ‘Trees heeft een Canadees. Samen in de jeep en dan vol gas.’” Henk Geerdink (81) zingt het liedje voor. Het is halverwege het gesprek waarin hij vertelt over hoe het gezin Geerdink de oorlog beleefde en doorkwam. Het gezin werd zwaar getroffen. Vader Bernhard overleed aan het einde van de oorlog in concentratiekamp Neuengamme in Duitsland. “Mijn vader zat bij de ondergrondse in Groenlo.”

Het gezin Geerdink woonde aan de Tramstraat, nu Deken Hooymansingel, en bestond naast vader Bernhard en moeder Dien (meisjesnaam Wientjes, ‘Oet de Greuneweg’,HG) uit drie kinderen. Henk zat tussen twee zussen in, oudste zus Annie en de inmiddels overleden jongste zus Lenie. “Ongeveer tien jaar na de oorlog is moeder hertrouwd met een Van Batenburg, een beroepsmilitair die nog in een Jappenkamp heeft gezeten.”

'Vader is ooit verraden
door iemand uit de
eigen verzetsgroep'


Veel impact
Het niet terugkeren en overlijden van vader heeft veel impact op het gezin. “Ik weet nog dat er een paar dagen na de bevrijding heel veel verdriet bij ons thuis was omdat moeder te horen had gekregen dat vader overleden was in een Duits concentratiekamp. Alleen haar broer Herman is er van terug gekomen. Ook hij is inmiddels overleden. Vader is ooit verraden door iemand uit de eigen verzetsgroep. Al die mensen zijn toen tegelijk opgehaald door de Duitsers. Zij zijn allen naar Neuengamme getransporteerd. Dat speelde zo rond een half jaar voordat de oorlog voorbij was. Herman overleefde omdat hij verteld had dat hij verpleegkundige was. In de concentratiekampen werden de mensen die nog goed ter been waren het veld in gestuurd. Herman moest dan helpen de zwaargewonden te verzorgen.”

Dat zijn vader deel uitmaakte van het verzet heeft hij nooit gemerkt. Hij zegt er geen herinnering aan te hebben. “Ook werd er na de oorlog weinig tot niet over gesproken. We zijn later naar Neuengamme geweest alwaar een herdenkingsmonument staat met alle namen er op die er omgekomen zijn. Mijn vader staat er ook tussen; ‘B. Geerdink, Beruf Braumeister’. Hij was van beroep brouwmeester bij de Grolsch. Vader was ook muzikant. Er is nog ergens een foto waar hij als dirigent staat te zwaaien voor de Leo Harmonie.”

Een zware periode brak voor Henk aan, na het verdrietige nieuws. “Ik was enigste jongen en moest er voor zorgen dat ’s winters de kachel brandde. Dat was mijn taak en ik moest het land naast ons huis bijhouden. Doar had ik helemoal gin verstand van. D’r kwam d’r ne kere ene bi-j mien den zeg ‘Henk wat hes dan no emaakt?’ Kwamen dee plantjes heel raar oet de grond. Met een beugsken. Had ik ze d’r allemoale op kop in ezet,” kan Henk er nog om lachen.

Duitse soldaten
“Ik weet nog goed dat er bij ons aan het einde van de oorlog een oudere Duitse soldaat met twee hele jonge jongens, ook Duitse soldaten, bij ons thuis kwamen. Zij moesten eten hebben en wilden bij ons slapen. Moeder durfde geen nee te zeggen en gaf ze eten en een slaapplaats. Mijn jongste zusje miste haar vader ook heel erg en ging ’s avonds bij de oudere Duitse militair op schoot zitten. Probeerden ze samen liedjes te zingen. Moeder ergerde zich daar dood aan. Wij hadden boven vier slaapkamers, hun daarna naar boven en wij mochten alle drie bij moeder slapen. De andere morgen zei moeder tegen Lenie; ‘as vanavoavend dee rotm*ffen weer komt, goa’j neet meer bi-j den m*f op schoot zitten.’ De oorlog was ’s avonds nog niet afgelopen en kwamen die soldaten weer bij ons. Hadden ze een boel eten meegebracht. Na het eten zegt die Duitse soldaat ‘Kom mal hier Lenie, dan singen wir wieder zusammen Lieder.’ Zegt mijn zusje ‘nee, ik mag van mien moeder neet meer bi-j den rotm*f op schoot zitten.’ Moeder verschoot van kleur, begint die soldaat te huilen. Hij wilde ook graag dat de oorlog afgelopen was. Hij kwam bij Dresden uit de buurt, wat toen helemaal gebombardeerd was door de Engelsen. Hij wist niet eens of zijn vrouw en twee kinderen nog leefden. Zaten moeder en hij samen te huilen. De andere morgen zijn ze weg gegaan. Tegen een uur of tien/elf kwam hij aanrennen en riep hard dat we zo snel mogelijk de kelder in moesten omdat de Tommy’s dichtbij waren en je in de verte al schieten kon horen. We zijn de kelder in gegaan en moesten daar blijven tot we geen schieten meer hoorden. Een meisje dat bij ons achter woonde, en net de afwas stond te doen in de keuken, is toen nog doodgeschoten. Alles wat bewoog daar werd op geschoten. Dat is toch iets wat je altijd bij blijft. De Tramstraat was vroeger buitengebied, dus je kon dat allemaal goed horen en zien. De Tommy’s kwamen vanaf Lievelde. Na de oorlog hebben we niets meer van de drie soldaten vernomen. “Die twee jonge jongens waren 14, 15 jaar. Die werden op het laatst ook de oorlog in gestuurd door Hitler.”

Waardering voor de Duitsers
Ondanks het leed dat de Duitsers veroorzaakt hadden, kent Henk geen wrok. “Ik moet eerlijk zeggen dat de Duitsers zich na de oorlog netjes weer opgewerkt hebben en heel vriendelijk zijn. Ik heb waardering voor de Duitsers. We gingen altijd samen op vakantie noar Oostenriek. Dan mos ie dwars deur Duutsland. As d’r ne umweg was ewest was ik d’r wal umhen egoane too trouwens. We hebben een aantal Duitse vrienden gehad waar we goede banden mee hadden. We zijn die ene Duitse soldaat altijd dankbaar gebleven.”

Verzet
Henk vernam pas na de oorlog dat zijn vader in het verzet zat. “Daar werd niet over gepraat. Ik kan me ook niet herinneren dat hij opgepakt werd. Twee Joodse vrouwtjes die bij ons ondergedoken zaten hebben het wel overleefd. Tante Sofie en Tante Netje, uit Enschede. Zij kwam uit de buurt van de textielbedrijven daar. Als er dan bezoek kwam moesten we zeggen dat dat zussen van moeder waren. De daken waren schuin, en de slaapkamers recht. Daar zat 60 centimeter ruimte achter. Als er dan Duitsers in de buurt waren kropen zij daar achter. Dat is allemaal goed gegaan.”

'Hoe vader overleden
is weten we niet,
zijn lichaam is nooit
gevonden'


“Moeder had het na de oorlog als hoofd van het gezin zwaar”, weet Henk nog. “Er was na de oorlog geen weduwengeld of iets dergelijks. Van de moeder van moeder kregen we te eten, maar er moesten ook andere dingen komen. Na de oorlog zijn die twee vrouwen vanuit Enschede naar ons toegekomen om te vragen hoe het ging. Niet zo goed dus. Moest moeder daarna een keer in de week, met zo’n vierkant busje, naar Enschede. Dat waren oude legervoertuigen die ze ombouwden tot busjes. Dat waren de eerste bussen van de Gelderse Tramwegen. Met een koffertje ging ze er naar toe. Daar moest in; een pak roomboter gekarnd, wat opoe Geerdrink maakte, koekjes van Wissink en twee schoongemaakte kippen, dat was mijn werk. Haalde ik die bij tante Miena Kettering en haar man in Lichtenvoorde. Twee mensen uit hun familie zijn ook omgekomen in de oorlog. Die zaten in hetzelfde verzet als mijn vader. Ging moeder naar Enschede heen, werd het daar gewogen en kreeg ze in het zelfde gewicht terug aan lappen. Daar ging moeder dan mee de boeren langs om te verkopen. Ik zal nooit vergeten dat moeder een keer zeg ‘Ik heb disse wekke net zovölle verdeend as de burgemeester.’ Had ze 100 gulden verdeend. Dat was heel völle toen. Dat hef ze noa de oorlog heel lange edoane.”

Trots
Ondanks dat Henk zijn vader maar kort kende, straalt hij als hij het over hem heeft. “Ik ben er bijzonder trots op dat onze vader zo voor ons land gevochten heeft, mensen gered heeft. Hij heeft veel Joodse mensen nog veilig naar Engeland geholpen met bootjes. Hoe hij overleden is weet ik niet. Ome Herman heeft het ook nooit verteld. Waar zijn lichaam is gebleven weten we ook niet. Die zijn toen allemaal verbrand.” Last van de herinneringen heeft Henk niet. “Dat komt zo. Moeder klaagde nooit. Daardoor hebben we als kinderen toch best wel een fijne jeugd gehad. Wat ik nog wel herinneren kan, was dat tijdens de bevrijding de gehele Lichtenvoordseweg vol stond met tanks en jeeps. Waren we in de kattenstege (Bastionstraat, HW), zo heten dat vrogger, waar mijn opa vandaan kwam, dat kleine boerderijtje dat er stond. Liepen we daar af en toe heen, is Annie daar gevallen. Stond daar bij de Canisiusschool een hele grote tent waar eten gekookt werd. Deden ze daar verband om haar been, kregen we alle drie een reep chocolade. Hadden we van ons leven nog nooit gehad.”

Henk praatte niet
eerder zoveel
over wat hem
overkomen is:
'Net of ie 't kwiet wilt'


4 en 5 Mei
Henk vindt het van het grootste belang dat 4 en 5 mei tot in lengte van dagen herdacht en gevierd worden. “Het verdriet, daar kun je het eigenlijk niet meer over hebben, maar ik vind het zo fantastisch dat er nog zo herdacht wordt. Dat het allemaal zo erkend wordt wat er allemaal gebeurd is, wat het verzet geweest is, wat voor ellende er geweest is. Ik vind het heel belangrijk dat dat blijft. Dat doet me ieder jaar iets. Zoveel mensen leven niet meer die de oorlog hebben meegemaakt. Dan is dit toch wel heel fijn. Als de herdenking is in Groenlo gaan we er naar toe als het maar enigszins kan.”

Ondanks zelf weinig herinneringen aan den lijve te hebben ervaren grijpt de terugblik hem aan. “Dat had ik neet edacht, moar ik vind ‘t zo fijn dat ik d’r weer effen oaver proaten kan. Het is mie nog nooit oaverkommen dat ik d’r zovölle oaver eproat heb as no met ow. Net of ie ’t kwiet wilt.”